Zaterdagochtend. Ik stuur een vriendin een email waarin ik haar laat weten dat er al twee vlinders geboren zijn en we nog vijf rupsen en elf pops hebben.
Meer dan tien jaar lang paste ik op haar kinderen. Maar ondanks dat rupsen er klein en snoezig uitzien, verzuchtte ik in de afgelopen weken dat een luier vervangen wellicht gemakkelijker was, in ieder geval sneller. En babypoep is nog niet half zo eng.
Wie het grote niet eert…
Het begon allemaal met iemand die ik online van het breien kende en me deelgenoot maakte van haar passie voor het grootbrengen van vlinders. Vanaf de eerste keer dat ze het had over het vinden van eitjes in de tuin probeerde ik die te ontdekken. Op een blad van de oost-indische kers vond ik zo’n twintig gele stipjes, die eruitzagen als maiskolven rechtop gezet, en ik was meteen geïntrigeerd. Volgens bronnen op internet kon ik koolwitjes verwachten en een paar dagen later kwamen de meeste eitjes in dezelfde nacht uit. Meer dan een dozijn rupsen van een halve millimeter breed en hooguit twee millimeter lang kwamen tevoorschijn en daarmee begon mijn werk als kinderjuffrouw.
Om kannibalisme te voorkomen is het de bedoeling dat elke rups een eigen glazen potje of plastic bakje krijgt. Met een veertje worden de rupsen van het blad van de eitjes naar hun nieuwe thuis geheveld. Wat veel gemakkelijker klinkt dan het is. Probeer maar eens een baby uit de wieg en in de kinderwagen te krijgen met niks anders dan een bezemsteel. Om de dag haalde ik de rupsjes uit hun verblijf om hun poepjes te verwijderen en ze een nieuw blad van de oost-indische kers, kool of look zonder look te geven. Het duurt ongeveer twee weken voordat een rups volgroeid is.
Het was fascinerend om te zien hoe snel ze groeiden en uiteindelijk in een pop veranderden. Vooral deze fase van tien tot veertien dagen vond ik heel aardig – niet alleen omdat ik dan geen potjes meer hoefde schoon te maken (ik wil wel toegeven dat het een fijne bijkomstigheid was)… maar omdat ik in mijn leven nog nooit een pop in het echt had gezien en nu had ik er een heel stel van op tafel staan. De pantsers van de cocons deden me denken aan krokodillen, tegelijkertijd alsof het iets buitenaards was en zo anders dan het breekbare en enigszins harige karakter van de rupsen die ik met overgave verzorgde.
Zaterdagavond. We gaan bijna aan tafel om te eten en ik inspecteer nog even de pot waarin de cocon zit die ik gedurende de dag van kleur zag veranderen. De cocon is leeg, maar verder zie ik niks. Hoe kan dat nou? Ik draai de pot een beetje en voor ik het doorheb geef ik een brul wanneer een vlinder, twee keer zo groot als de eerste twee die geboren werden, me de mother fucking stuipen op het lijf jaagt. Ik ben gelukkig nog net niet zo van slag dat ik het potje laat vallen, maar – met een furieus fladderende vlinder, ongeveer zoals er iets in mijn borstkas tekeer gaat – ik zet het zachtjes terug op tafel.
‘Fleur, Fleur, Fleur, jij bent ook geen held, hè,’ denk ik waarna ik dubbel lig van het lachen. Mijn partner komt uit de keuken tevoorschijn om te zien wat dat gegil om was.
Nog maar een paar weken
Zondagochtend. In huis is de rust weergekeerd en we hebben nog vijf rupsen en tien pops te gaan, zowel koolwitjes als groot koolwitjes (ja, heel groot inderdaad).
Ik hoop dat ze allemaal uitgroeien tot gezonde vlinders, zelfs als ik daarmee riskeer dat ik in slechts een paar weken tijd vijftien jaar ouder word.
Als je dit met plezier hebt gelezen, dan vind je dit misschien ook aardig: Oogverblindend maar stuk.
Wil je ook mijn volgende artikel lezen; vergeet dan niet om je op de nieuwsbrief te abonneren aan de rechterzijde!
En je vindt me ook op Twitter hier: @Fleurtje_Eliza.
This post is also available in: Engels