Op zondagochtend, om half elf, zit ik voor het raam bij de achtertuin. Ik zie een piepkleine vlinder dansen in het ochtendlicht. Het is vermoedelijk niet groter dan anderhalve centimeter en is oogverblindend wit. Het volgende moment hangt het levenloos in een web. Het was een prachtig beestje, nu is het slechts de prooi van een spin.
We hebben veel katten in onze buurt leven, maar slechts een stuk of drie of vier komen met regelmaat in onze tuin langs. Eentje is een kleine grijze. Aan het einde van de winter verscheen hij opeens, en was erg schuw van mensen. Op een dag, maanden later, zat het op onze tuintafel waar het dronk van het vogelbad. Ik liep langzaam op hem af en de kat rende niet weg. Ik wist niet wat ik meemaakte, ik mocht hem zelfs aanraken. Tien minutenlang aaide ik hem, de kat spinde af en toe. Wist het grijze beestje soms dat ik een verdrietige dag had?
Maar katten blijven katten en afgelopen week zag ik dat hij ervandoor ging met een vogel. En mensen blijven mensen, wat betekent dat ik heel erg teleurgesteld was in de kat. Serieus. Ik vroeg me bijna af hoe hij dat kon doen (of eigenlijk: hoe hij mij dat kon aandoen!). Waarop ik teleurgesteld in mezelf achterbleef, ik had toch beter moeten weten.
Deze zelfde zondag ontmoeten we elkaar opnieuw. Ik zit op het ligbed in de tuin en de kat weet elegant mijn roep om aandacht (ik zat natuurlijk niet te bedelen om dichterbij te komen, natuurlijk niet) te negeren. Een prachtige, donkere mot is het enige waar deze tijger in is geïnteresseerd. Hij vangt het beestje, ruikt eraan en kijkt er erg dom bij als de mot (die heel goed deed alsof hij dood was) er gauw tussenuit piept. Maar een andere mot vliegt door de tuin en de kat springt meer dan een meter hoog, zijn flexibele lichaam zwaait van de ene naar de andere kant, zijn poten zijn ver uitgestrekt – alles is eropuit om de mot te doden. Het zag er heel grappig uit, de kat had mee moeten doen met de Olympische Spelen in Rio.
Deze mot eindigt zoals de vorige, maar deze beweegt niet naderhand. Ik zie hoe de kat het platte, bruine ding met zijn poot beroert. Zijn wenkbrauwen gaan op en neer alsof hij is verbaasd dat het niet meer wil spelen. Hij geeft het beestje een duw.
‘Je hebt het niet in de gaten, maar dat heb jij gedaan. Je hebt het stuk gemaakt en nu kan je er niet langer mee spelen,’ vertel ik hem.
Hij geeft het nog een duw, maar de dode mot is inderdaad dood. Dan eet mijn grijze bezoeker die op als hij zo stoer is als een grote, flinke spin. Als zij elkaar ooit treffen, dan zal die ook eindigen in de poten van de kat.
This post is also available in: Engels
One Response to Oogverblindend maar stuk